Je presenteert in periode 1B voor een cijfer. De theorie vind je in hoofdstuk 3 van Nieuw Nederlands, in de paragraaf spreken, kijken en luisteren.
Klik hier voor de voorbereidingsopdracht voor het proefwerk.
In periode 2A gaan jullie debateren met elkaar. Dit is niet voor een cijfer.
In een debat strijden voor- en tegenstanders met elkaar over een stelling. Die bevat een voorstel voor een verandering, bijvoorbeeld: Scholen moeten energiedrankjes verbieden in en rond de school.
De voor- en tegenstanders proberen niet elkaar, maar een jury te overtuigen van hun standpunt. De jury beoordeelt het debat en beslist wie er gewonnen heeft.
Een debat is aan strenge regels gebonden. Per debat zijn er twee teams van ieder twee deelnemers. Het debat is verdeeld in korte spreekbeurten. Een voorzitter leidt het debat en geeft aan wie mag spreken. Er mag niet door elkaar gepraat worden. Een tijdwaarnemer bewaakt de tijd van de spreekbeurten.
Zo bereid je een debat voor
• Maak twee teams van twee personen. Wijs ook een voorzitter en een tijdwaarnemer aan.
• Spreek af over welke stelling jullie gaan debatteren en wie vóór of tegen de stelling zijn.
• Bedenk argumenten voor of tegen de stelling. Bedenk met welke argumenten het andere team kan komen en hoe je die kunt weerleggen.
• Zoek eventueel ter voorbereiding extra informatie over het onderwerp.
Zo houd je een debat
Een debat bestaat uit zes beurten en twee time-outs, in deze volgorde:
1. De opzetbeurt (2 minuten) van de voorstanders, waarin zij uitleggen welke verandering zij voorstellen en waarom dat een goed voorstel is.
2. De opzetbeurt van de tegenstanders (2 minuten), waarin zij aangeven dat het nieuwe voorstel niet goed is en waarom.
3. Een time-out (1 minuut) voor beide teams om te overleggen over de verweerbeurt.
4. De verweerbeurten (elk team 2 minuten), waarin eerst de voorstanders en daarna de tegenstanders, proberen de argumentatie van het andere team te weerleggen. De teams laten dus met argumenten zien dat het niet klopt wat het andere team zegt.
5. Een time-out (1 minuut) voor beide teams om te overleggen over de slotbeurt.
6. De slotbeurten (elk team 1 minuut), waarin eerst de tegenstanders en daarna de voorstanders, een laatste kans krijgen om de jury te overtuigen.
De teams geven nog eens kort aan wat hun mening is en mogen reageren op alles wat er in de eerdere beurten gezegd is. In deze beurt mag geen nieuwe informatie gegeven worden.
Na afloop van het debat wijst de jury de winnaar van het debat aan.
In periode 2B voer je een sollicitatiegesprek. Hier krijg je een cijfer voor.
Als je een bijbaantje of een stageplaats zoekt (of later na je opleiding aan het werk wilt), voer je een sollicitatiegesprek. Tijdens dit gesprek kun je laten zien wie je bent en vertellen wat je kunt. Zo kan de werkgever beslissen of jij geschikt bent voor de baan.
Eerst geeft de werkgever informatie over de baan en het bedrijf. Dan stelt hij verschillende vragen. Vervolgens krijg jij gelegenheid vragen te stellen. De werkgever sluit het gesprek af door te vertellen hoe de sollicitatieprocedure verdergaat.
Zo bereid je een sollicitatiegesprek voor
– Zoek op internet informatie over het bedrijf.
– Bedenk alvast antwoorden op de volgende vragen:
– Waarom ben je geïnteresseerd in deze baan?
– Waarom ben je geschikt voor deze baan?
– Wat is je werkervaring?
– Waar ben je goed in? En waarin ben je minder goed?
– Bedenk wat je nog graag wilt vragen/weten, zoals werktijden, taakomschrijving, vakantiedagen en salaris. Schrijf de vragen op een briefje en neem dit mee naar het gesprek.
– Zorg ervoor dat je er netjes uitziet tijdens het gesprek.
– Lees voor het gesprek je sollicitatiebrief of sollicitatieformulier nog eens, omdat je daar vragen over kunt krijgen.
Zo houd je een sollicitatiegesprek
– Zit rustig op je stoel.
– Luister goed naar de vragen en neem de tijd om ze te beantwoorden.
– Houd oogcontact met je gesprekspartner.
– Wees enthousiast; je wilt de baan graag hebben.
– Begin niet meteen aan het begin van het gesprek over je salaris.
– Vergeet niet om je eigen vragen te stellen.
Klik hier voor de voorbereidingsopdracht voor het proefwerk.
In periode 2A gaan jullie debateren met elkaar. Dit is niet voor een cijfer.
In een debat strijden voor- en tegenstanders met elkaar over een stelling. Die bevat een voorstel voor een verandering, bijvoorbeeld: Scholen moeten energiedrankjes verbieden in en rond de school.
De voor- en tegenstanders proberen niet elkaar, maar een jury te overtuigen van hun standpunt. De jury beoordeelt het debat en beslist wie er gewonnen heeft.
Een debat is aan strenge regels gebonden. Per debat zijn er twee teams van ieder twee deelnemers. Het debat is verdeeld in korte spreekbeurten. Een voorzitter leidt het debat en geeft aan wie mag spreken. Er mag niet door elkaar gepraat worden. Een tijdwaarnemer bewaakt de tijd van de spreekbeurten.
Zo bereid je een debat voor
• Maak twee teams van twee personen. Wijs ook een voorzitter en een tijdwaarnemer aan.
• Spreek af over welke stelling jullie gaan debatteren en wie vóór of tegen de stelling zijn.
• Bedenk argumenten voor of tegen de stelling. Bedenk met welke argumenten het andere team kan komen en hoe je die kunt weerleggen.
• Zoek eventueel ter voorbereiding extra informatie over het onderwerp.
Zo houd je een debat
Een debat bestaat uit zes beurten en twee time-outs, in deze volgorde:
1. De opzetbeurt (2 minuten) van de voorstanders, waarin zij uitleggen welke verandering zij voorstellen en waarom dat een goed voorstel is.
2. De opzetbeurt van de tegenstanders (2 minuten), waarin zij aangeven dat het nieuwe voorstel niet goed is en waarom.
3. Een time-out (1 minuut) voor beide teams om te overleggen over de verweerbeurt.
4. De verweerbeurten (elk team 2 minuten), waarin eerst de voorstanders en daarna de tegenstanders, proberen de argumentatie van het andere team te weerleggen. De teams laten dus met argumenten zien dat het niet klopt wat het andere team zegt.
5. Een time-out (1 minuut) voor beide teams om te overleggen over de slotbeurt.
6. De slotbeurten (elk team 1 minuut), waarin eerst de tegenstanders en daarna de voorstanders, een laatste kans krijgen om de jury te overtuigen.
De teams geven nog eens kort aan wat hun mening is en mogen reageren op alles wat er in de eerdere beurten gezegd is. In deze beurt mag geen nieuwe informatie gegeven worden.
Na afloop van het debat wijst de jury de winnaar van het debat aan.
In periode 2B voer je een sollicitatiegesprek. Hier krijg je een cijfer voor.
Als je een bijbaantje of een stageplaats zoekt (of later na je opleiding aan het werk wilt), voer je een sollicitatiegesprek. Tijdens dit gesprek kun je laten zien wie je bent en vertellen wat je kunt. Zo kan de werkgever beslissen of jij geschikt bent voor de baan.
Eerst geeft de werkgever informatie over de baan en het bedrijf. Dan stelt hij verschillende vragen. Vervolgens krijg jij gelegenheid vragen te stellen. De werkgever sluit het gesprek af door te vertellen hoe de sollicitatieprocedure verdergaat.
Zo bereid je een sollicitatiegesprek voor
– Zoek op internet informatie over het bedrijf.
– Bedenk alvast antwoorden op de volgende vragen:
– Waarom ben je geïnteresseerd in deze baan?
– Waarom ben je geschikt voor deze baan?
– Wat is je werkervaring?
– Waar ben je goed in? En waarin ben je minder goed?
– Bedenk wat je nog graag wilt vragen/weten, zoals werktijden, taakomschrijving, vakantiedagen en salaris. Schrijf de vragen op een briefje en neem dit mee naar het gesprek.
– Zorg ervoor dat je er netjes uitziet tijdens het gesprek.
– Lees voor het gesprek je sollicitatiebrief of sollicitatieformulier nog eens, omdat je daar vragen over kunt krijgen.
Zo houd je een sollicitatiegesprek
– Zit rustig op je stoel.
– Luister goed naar de vragen en neem de tijd om ze te beantwoorden.
– Houd oogcontact met je gesprekspartner.
– Wees enthousiast; je wilt de baan graag hebben.
– Begin niet meteen aan het begin van het gesprek over je salaris.
– Vergeet niet om je eigen vragen te stellen.