Inspiratie en discipline
Teksten schrijf je om iets over te dragen aan je lezer. Je schrijft met een doel. Dat betekent niet dat je lukraak maar wat op papier kunt zetten. De kans is dan groot dat de lezer je gedachtegang niet kan volgen omdat je al associërend schrijft. Vandaar dat een schrijver een bouwplan maakt. Dat helpt om een goede structuur neer te zetten.
Voorbereiden toets periode 1A
Woordenschat H1: Quizlet
Woordenschat H2: Quizlet
H1, 2 en 3 de paragrafen lezen:
- Tekststructuren
- Tekstverbanden en signaalwoorden.
NIEUW:
- Formuleren:
- Bij lezen heb je al tekststructuren leren kennen. Hier komt de verklaringsstructuur bij.
- Vorig jaar leerde je al over Variatie in woordkeus en zinsopbouw. Dit jaar is het nog belangrijker om aantrekkelijker te formuleren.
Variatie is ook mogelijk door bedrijvende en lijdende vorm in zinnen af te wisselen.
- Let op dat je de juiste Verwijswoorden gebruikt (theorie van vorig jaar).
Werkstuk
Voor de eerste toets schrijf je een werkstuk over 'Toen'. De opdracht vind je hier.
Wil je weten welke criteria voor de opdracht gelden? Klik dan hier.
Betoog
Klik hier voor een voorbeeld van een betoog.
Opbouw
In de inleiding trek je de aandacht op een goede manier (anekdote, vraag, actualiteit, onderwerp) en geef je het standpunt.
In de kern geef je je argumenten, daarna een tegenargument die je weerlegt.
In het slot geef je een conclusie/samenvatting.
Woordenschat H2: Quizlet
H1, 2 en 3 de paragrafen lezen:
- Tekststructuren
- Tekstverbanden en signaalwoorden.
NIEUW:
- Formuleren:
- Bij lezen heb je al tekststructuren leren kennen. Hier komt de verklaringsstructuur bij.
- Vorig jaar leerde je al over Variatie in woordkeus en zinsopbouw. Dit jaar is het nog belangrijker om aantrekkelijker te formuleren.
Variatie is ook mogelijk door bedrijvende en lijdende vorm in zinnen af te wisselen.
- Let op dat je de juiste Verwijswoorden gebruikt (theorie van vorig jaar).
Werkstuk
Voor de eerste toets schrijf je een werkstuk over 'Toen'. De opdracht vind je hier.
Wil je weten welke criteria voor de opdracht gelden? Klik dan hier.
Betoog
Klik hier voor een voorbeeld van een betoog.
Opbouw
In de inleiding trek je de aandacht op een goede manier (anekdote, vraag, actualiteit, onderwerp) en geef je het standpunt.
In de kern geef je je argumenten, daarna een tegenargument die je weerlegt.
In het slot geef je een conclusie/samenvatting.
Voorbereiding schrijfopdracht periode 2A
Betoog
Je gaat een betoog schrijven: een stuk met een standpunt en argumentatie. Hierbij maak je ook gebruik van het weerleggen van tegenargumenten (zie de theorie hierover bij lezen).
Opbouw
Inleiding schrijven
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de lezer nieuwsgierig maken en het onderwerp introduceren.
In de eerste alinea van de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Dat kun je doen met:
• Iets uit de actualiteit. Voorbeeld: Tien dagen lang zwierven ze zonder eten en drinken door het gebergte. Gisteren werden de twee Canadese
tieners teruggevonden, totaal uitgeput. Wat deden Mo en Sue om in leven te blijven? Hoe overleven mensen in de bergen?
• Iets uit de geschiedenis. Voorbeeld: Vijftig jaar geleden bestond er in Nederland nauwelijks een buitenlandse eetcultuur. Thuis was de Hollandse
pot vaste prik. Wie buiten de deur at, had niet, zoals nu, de keus uit talloze restaurants met een exotische keuken.
• Een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje over een gebeurtenis, of iets uit je eigen ervaringen. Voorbeeld: Het begon met rugpijn. Daarna kreeg
Esther ook last van haar longen. Nu ligt ze al een week in het ziekenhuis. De medici staan voor een raadsel.
• Iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is. Voorbeeld: Goed nieuws voor wie problemen heeft met opstaan. Technici van de Universiteit
Twente hebben een wekker ontwikkeld waardoor je heel prettig wakker wordt én snel uit de veren bent.
In de tweede alinea van de inleiding introduceer je het onderwerp. Dat kan op drie manieren:
• Je stelt een hoofdvraag en/of deelvragen over een verschijnsel.
• Je formuleert een probleem.
• Je geeft een standpunt.
Slot schrijven
In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst: het antwoord op de hoofdvraag, een oplossing voor het probleem of een herhaling van je
standpunt. Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Die kun je aanvullen met:
• een aanbeveling;
• een toekomstverwachting.
In het slot gebruik je signaalwoorden zoals ‘daarom’, ‘kortom’, ‘al met al’,
‘dus’.
De tekst sluit je zo mogelijk af met een krachtige zin, een uitsmijter.
Schrijven volgens een vaste structuur
Voordat je een tekst gaat schrijven, maak je een bouwplan. De tekst schrijf je volgens een vaste structuur. Het doel van je tekst bepaalt welke structuur je kiest. Bij elke structuur horen structuuraanduidende woorden of structuuraanduidende zinnen, zoals daardoor, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.
Vaste tekststructuur Omschrijving van het doel
argumentatiestructuur een mening of standpunt onderbouwen (overtuigen)
aspectenstructuur de verschillende aspecten van iets benoemen (informeren)
de verschillende aspecten van iets zo benoemen dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
probleem/oplossingstructuur een probleem benoemen en oplossingen beschrijven (informeren)
een probleem benoemen en oplossingen zo beschrijven dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
verklaringsstructuur een verschijnsel uitleggen (informeren)
verleden/heden(/toekomst)structuur de geschiedenis en/of de toekomst van iets beschrijven (informeren)
voor- en nadelenstructuur de voor- en nadelen van iets beschrijven (informeren)
de voor- en nadelen van iets zo beschrijven dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
de voor- en nadelen van iets beschrijven en een standpunt geven (overtuigen)
vraag/antwoordstructuur een vraag beantwoorden (informeren)
Zo schrijf je volgens een vaste structuur:
Een betoog schrijven
Een betoog schrijf je als je anderen wilt overtuigen. In een betoog geef je je standpunt en argumenten die dat standpunt ondersteunen. De argumenten baseer je op feiten. Na je argumenten noem je tegenargumenten, waarvan je vervolgens met een weerlegging laat zien dat die niet kloppen. De opbouw van je betoog maak je duidelijk met signaalwoorden.
Zo schrijf je een betoog
• Maak een bouwplan en noteer het onderwerp en je standpunt.
• Schrijf het middenstuk; gebruik voor elk argument een aparte alinea en geef in die alinea de feiten die het argument ondersteunen.
• Noem daarna de tegenargumenten en geef bij elk tegenargument direct de weerlegging; gebruik per tegenargument met weerlegging één alinea.
• Schrijf een inleiding van twee alinea’s. In de eerste alinea trek je de aandacht van de lezer; in de tweede alinea geef je je standpunt.
• Herhaal in het slot kort je standpunt (= conclusie) in andere bewoordingen.
• Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten, één voor het slot.
• Spring in bij een nieuwe alinea, maar niet na een witregel.
Zo gebruik je signaalwoorden in een betoog
• Kondig je standpunt aan met ik vind of ik ben van mening.
• Introduceer een argument met bijvoorbeeld om te beginnen, ten eerste, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens of ten slotte.
• Gebruik bij de onderbouwing signaalwoorden als omdat, want, immers of namelijk.
• Gebruik voor een tegenargument en voor de weerlegging ervan weliswaar … maar, toch, echter of (aan de ene kant … maar) aan de andere kant.
• Herhaal in het slot je standpunt met daarom, kortom, dus of al met al.
Klik hier voor een voorbeeld van een betoog.
Voorbereiden schrijfopdracht periode 2BJe gaat een sollicitatiebrief schrijven voor de snuffelstage. Hieronder vind je de theorie die je daarvoor nodig hebt. Bewaar de brief goed. Dit is je voorbereiding voor de toets mondelinge vaardigheden over het voeren van een sollicitatiegesprek.
Een zakelijke brief is een officiële brief met bijvoorbeeld een verzoek, een klacht of een mededeling. Zo’n brief is gericht aan een persoon die je niet (goed) kent of aan een instantie of een bedrijf. Een zakelijke brief is kort; de toon is beleefd en niet emotioneel.
De brief heeft een vaste indeling. Daarvoor bestaan regels of briefconventies.
In de inleiding noem je de reden voor het schrijven van de brief. In het middenstuk werk je je verzoek, klacht of mededeling uit. In het slot geef je aan wat je met de brief wilt bereiken.
Zo schrijf je een zakelijke brief
• Bepaal je schrijfdoel: verzoeken, klagen of meedelen.
• Deel de brief als volgt in:
A eigen naam, adres, eventueel telefoonnummer, e-mail
B naam, functie en adres van de geadresseerde
C plaats en datum: ‘Gouda, 28 juni 2014’
D onderwerp: ‘Betreft: …’
E aanhef: ‘Geachte heer/mevrouw,’
F je brieftekst
G groet: ‘Hoogachtend,’ of ‘Met vriendelijke groet,’
H ondertekening: je handtekening, daaronder je naam en eventueel je functie
• Houd de brieftekst kort en beleefd (gebruik u).
• Schrijf het eerste woord met een hoofdletter.
• Begin de brief niet met ‘Ik’.
• Print de brief en controleer die; zet je handtekening met een pen.
• Schrijf op de envelop netjes naam en adres van de geadresseerde.
• Schrijf op de achterkant van de envelop je naam en adres.
Een sollicitatiebrief schrijven
Een sollicitatiebrief is een zakelijke brief. Daarin geef je aan dat je graag de baan wilt die een werkgever aanbiedt.
In de brief schrijf je waarom je de baan graag wilt hebben. Dat is je motivatie. Ook maak je duidelijk waarom jij geschikt bent voor de baan. Daarbij houd je rekening met de functie-eisen. De brief moet ertoe leiden dat je wordt uitgenodigd voor een gesprek. Bij een sollicitatiebrief voeg je als bijlage op een apart blad een curriculum vitae, een cv toe.
Zo schrijf je een sollicitatiebrief
• Deel de brief in volgens de conventies van de zakelijke brief.
• Schrijf in de eerste zin de aanleiding voor de brief, bijvoorbeeld: Naar aanleiding
van uw advertentie in …
• Vermeld de vacature waarop je solliciteert, bijvoorbeeld: Hierbij solliciteer ik naar de functie van …
• Geef relevante informatie; dat is informatie over jou die voor de werkgever van belang is. Voor een baan als kinderoppas bijvoorbeeld: Ik ben gewend om met jonge kinderen om te gaan.
• Geef een positieve motivatie, zo mogelijk met argumenten: Dit soort werk doe ik met plezier, omdat …
• Sluit af met een zin waarin je een verwachting uitspreekt of een verzoek doet: Ik hoop snel van u te horen.
• Vermeld helemaal onderaan Bijlage: curriculum vitae
Zo schrijf je een cv (curriculum vitae)
Een curriculum vitae (letterlijk: levensloop) bestaat uit een schematisch overzicht van:
• persoonlijke gegevens: voor- en achternaam, adres (straatnaam, postcode, woonplaats), telefoonnummer(s), e-mailadres, geboortedatum, geslacht (M/V), nationaliteit, burgerlijke staat (gehuwd/ongehuwd);
• opleiding: schoolopleiding en eventuele cursussen die van belang zijn voor het vervullen van de vacature;
• werkervaring: kort overzicht van de baantjes die je tot nu toe gehad hebt, met de periode (maanden en jaren); vrijwilligerswerk hoort hier ook bij.
Een cv kan daarnaast een persoonlijk profiel bevatten. Hierin geef je kort aan wat voor soort persoon je bent, voor zover dat van belang is voor de functie, bijvoorbeeld: Ik ben erg geïnteresseerd in techniek. Hobby’s en vrijetijdsbesteding kun je noemen, zeker als die relevant zijn voor de functie.
Je gaat een betoog schrijven: een stuk met een standpunt en argumentatie. Hierbij maak je ook gebruik van het weerleggen van tegenargumenten (zie de theorie hierover bij lezen).
Opbouw
Inleiding schrijven
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de lezer nieuwsgierig maken en het onderwerp introduceren.
In de eerste alinea van de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Dat kun je doen met:
• Iets uit de actualiteit. Voorbeeld: Tien dagen lang zwierven ze zonder eten en drinken door het gebergte. Gisteren werden de twee Canadese
tieners teruggevonden, totaal uitgeput. Wat deden Mo en Sue om in leven te blijven? Hoe overleven mensen in de bergen?
• Iets uit de geschiedenis. Voorbeeld: Vijftig jaar geleden bestond er in Nederland nauwelijks een buitenlandse eetcultuur. Thuis was de Hollandse
pot vaste prik. Wie buiten de deur at, had niet, zoals nu, de keus uit talloze restaurants met een exotische keuken.
• Een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje over een gebeurtenis, of iets uit je eigen ervaringen. Voorbeeld: Het begon met rugpijn. Daarna kreeg
Esther ook last van haar longen. Nu ligt ze al een week in het ziekenhuis. De medici staan voor een raadsel.
• Iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is. Voorbeeld: Goed nieuws voor wie problemen heeft met opstaan. Technici van de Universiteit
Twente hebben een wekker ontwikkeld waardoor je heel prettig wakker wordt én snel uit de veren bent.
In de tweede alinea van de inleiding introduceer je het onderwerp. Dat kan op drie manieren:
• Je stelt een hoofdvraag en/of deelvragen over een verschijnsel.
• Je formuleert een probleem.
• Je geeft een standpunt.
Slot schrijven
In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst: het antwoord op de hoofdvraag, een oplossing voor het probleem of een herhaling van je
standpunt. Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Die kun je aanvullen met:
• een aanbeveling;
• een toekomstverwachting.
In het slot gebruik je signaalwoorden zoals ‘daarom’, ‘kortom’, ‘al met al’,
‘dus’.
De tekst sluit je zo mogelijk af met een krachtige zin, een uitsmijter.
Schrijven volgens een vaste structuur
Voordat je een tekst gaat schrijven, maak je een bouwplan. De tekst schrijf je volgens een vaste structuur. Het doel van je tekst bepaalt welke structuur je kiest. Bij elke structuur horen structuuraanduidende woorden of structuuraanduidende zinnen, zoals daardoor, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.
Vaste tekststructuur Omschrijving van het doel
argumentatiestructuur een mening of standpunt onderbouwen (overtuigen)
aspectenstructuur de verschillende aspecten van iets benoemen (informeren)
de verschillende aspecten van iets zo benoemen dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
probleem/oplossingstructuur een probleem benoemen en oplossingen beschrijven (informeren)
een probleem benoemen en oplossingen zo beschrijven dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
verklaringsstructuur een verschijnsel uitleggen (informeren)
verleden/heden(/toekomst)structuur de geschiedenis en/of de toekomst van iets beschrijven (informeren)
voor- en nadelenstructuur de voor- en nadelen van iets beschrijven (informeren)
de voor- en nadelen van iets zo beschrijven dat de lezer zich een mening kan vormen (opiniëren)
de voor- en nadelen van iets beschrijven en een standpunt geven (overtuigen)
vraag/antwoordstructuur een vraag beantwoorden (informeren)
Zo schrijf je volgens een vaste structuur:
- Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
- Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
- Maak een bouwplan aan de hand van de gekozen structuur.
- Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
- Gebruik tijdens het schrijven structuuraanduidende woorden en zinnen.
Een betoog schrijven
Een betoog schrijf je als je anderen wilt overtuigen. In een betoog geef je je standpunt en argumenten die dat standpunt ondersteunen. De argumenten baseer je op feiten. Na je argumenten noem je tegenargumenten, waarvan je vervolgens met een weerlegging laat zien dat die niet kloppen. De opbouw van je betoog maak je duidelijk met signaalwoorden.
Zo schrijf je een betoog
• Maak een bouwplan en noteer het onderwerp en je standpunt.
• Schrijf het middenstuk; gebruik voor elk argument een aparte alinea en geef in die alinea de feiten die het argument ondersteunen.
• Noem daarna de tegenargumenten en geef bij elk tegenargument direct de weerlegging; gebruik per tegenargument met weerlegging één alinea.
• Schrijf een inleiding van twee alinea’s. In de eerste alinea trek je de aandacht van de lezer; in de tweede alinea geef je je standpunt.
• Herhaal in het slot kort je standpunt (= conclusie) in andere bewoordingen.
• Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten, één voor het slot.
• Spring in bij een nieuwe alinea, maar niet na een witregel.
Zo gebruik je signaalwoorden in een betoog
• Kondig je standpunt aan met ik vind of ik ben van mening.
• Introduceer een argument met bijvoorbeeld om te beginnen, ten eerste, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens of ten slotte.
• Gebruik bij de onderbouwing signaalwoorden als omdat, want, immers of namelijk.
• Gebruik voor een tegenargument en voor de weerlegging ervan weliswaar … maar, toch, echter of (aan de ene kant … maar) aan de andere kant.
• Herhaal in het slot je standpunt met daarom, kortom, dus of al met al.
Klik hier voor een voorbeeld van een betoog.
Voorbereiden schrijfopdracht periode 2BJe gaat een sollicitatiebrief schrijven voor de snuffelstage. Hieronder vind je de theorie die je daarvoor nodig hebt. Bewaar de brief goed. Dit is je voorbereiding voor de toets mondelinge vaardigheden over het voeren van een sollicitatiegesprek.
Een zakelijke brief is een officiële brief met bijvoorbeeld een verzoek, een klacht of een mededeling. Zo’n brief is gericht aan een persoon die je niet (goed) kent of aan een instantie of een bedrijf. Een zakelijke brief is kort; de toon is beleefd en niet emotioneel.
De brief heeft een vaste indeling. Daarvoor bestaan regels of briefconventies.
In de inleiding noem je de reden voor het schrijven van de brief. In het middenstuk werk je je verzoek, klacht of mededeling uit. In het slot geef je aan wat je met de brief wilt bereiken.
Zo schrijf je een zakelijke brief
• Bepaal je schrijfdoel: verzoeken, klagen of meedelen.
• Deel de brief als volgt in:
A eigen naam, adres, eventueel telefoonnummer, e-mail
B naam, functie en adres van de geadresseerde
C plaats en datum: ‘Gouda, 28 juni 2014’
D onderwerp: ‘Betreft: …’
E aanhef: ‘Geachte heer/mevrouw,’
F je brieftekst
G groet: ‘Hoogachtend,’ of ‘Met vriendelijke groet,’
H ondertekening: je handtekening, daaronder je naam en eventueel je functie
• Houd de brieftekst kort en beleefd (gebruik u).
• Schrijf het eerste woord met een hoofdletter.
• Begin de brief niet met ‘Ik’.
• Print de brief en controleer die; zet je handtekening met een pen.
• Schrijf op de envelop netjes naam en adres van de geadresseerde.
• Schrijf op de achterkant van de envelop je naam en adres.
Een sollicitatiebrief schrijven
Een sollicitatiebrief is een zakelijke brief. Daarin geef je aan dat je graag de baan wilt die een werkgever aanbiedt.
In de brief schrijf je waarom je de baan graag wilt hebben. Dat is je motivatie. Ook maak je duidelijk waarom jij geschikt bent voor de baan. Daarbij houd je rekening met de functie-eisen. De brief moet ertoe leiden dat je wordt uitgenodigd voor een gesprek. Bij een sollicitatiebrief voeg je als bijlage op een apart blad een curriculum vitae, een cv toe.
Zo schrijf je een sollicitatiebrief
• Deel de brief in volgens de conventies van de zakelijke brief.
• Schrijf in de eerste zin de aanleiding voor de brief, bijvoorbeeld: Naar aanleiding
van uw advertentie in …
• Vermeld de vacature waarop je solliciteert, bijvoorbeeld: Hierbij solliciteer ik naar de functie van …
• Geef relevante informatie; dat is informatie over jou die voor de werkgever van belang is. Voor een baan als kinderoppas bijvoorbeeld: Ik ben gewend om met jonge kinderen om te gaan.
• Geef een positieve motivatie, zo mogelijk met argumenten: Dit soort werk doe ik met plezier, omdat …
• Sluit af met een zin waarin je een verwachting uitspreekt of een verzoek doet: Ik hoop snel van u te horen.
• Vermeld helemaal onderaan Bijlage: curriculum vitae
Zo schrijf je een cv (curriculum vitae)
Een curriculum vitae (letterlijk: levensloop) bestaat uit een schematisch overzicht van:
• persoonlijke gegevens: voor- en achternaam, adres (straatnaam, postcode, woonplaats), telefoonnummer(s), e-mailadres, geboortedatum, geslacht (M/V), nationaliteit, burgerlijke staat (gehuwd/ongehuwd);
• opleiding: schoolopleiding en eventuele cursussen die van belang zijn voor het vervullen van de vacature;
• werkervaring: kort overzicht van de baantjes die je tot nu toe gehad hebt, met de periode (maanden en jaren); vrijwilligerswerk hoort hier ook bij.
Een cv kan daarnaast een persoonlijk profiel bevatten. Hierin geef je kort aan wat voor soort persoon je bent, voor zover dat van belang is voor de functie, bijvoorbeeld: Ik ben erg geïnteresseerd in techniek. Hobby’s en vrijetijdsbesteding kun je noemen, zeker als die relevant zijn voor de functie.